Algemeen

De kaders van de waarderingsgrondslagen zijn bepaald in de Gemeentewet, het Besluit Begroting en
Verantwoording voor provincies en gemeenten (BBV), de (gewijzigde) verordening Financieel Beheer en
Beleid en het uitvoeringsbesluit Financieel Beheer (raadsbesluit 145/2014, RIS 279481).
Voor de waardering van het gemeentelijk vastgoed is de concernrichtlijn ‘Waardering vastgoed’ van
toepassing.

De programmarekening is net als de begroting opgesteld volgens het stelsel van baten en lasten. In de
programmarekening zijn de baten en lasten opgenomen die toe te rekenen zijn aan het begrotingsjaar. Het
moment van betaling of ontvangst van het geld is daarbij niet van belang. In enkele voor de programma-rekening in materiële zin ondergeschikte gevallen worden ontvangsten als baten verantwoord.

De waardering en resultaatbepaling zijn gebaseerd op historische kosten, tenzij anders is aangegeven. Bij de
bepaling van het resultaat wordt onder andere rekening gehouden met het voorzichtigheidsprincipe, het
matchingprincipe en het realisatieprincipe.

Voor de activa wordt de verkrijgings- of vervaardigingsprijs als waarderingsgrondslag toegepast. De passiva
worden gewaardeerd tegen nominale waarde, voor zover niet anders is vermeld.

De baten en lasten van interne gemeentelijke leveringen tussen de diensten onderling zijn, evenals bij de
begroting, voor het grootste deel geëlimineerd. Voor het inzicht is in de staat van lasten en baten op
totaalniveau het overige deel aan nog te consolideren posten als consolidatie-eliminatie specifiek tot
uitdrukking gebracht.

Immateriële vaste activa

Onder immateriële vaste activa worden kosten van onderzoek en ontwikkeling van een bepaald actief verantwoord. Het betreft voorbereidingskosten in het kader van anticiperende grondexploitaties. Deze kosten mogen maximaal 5 jaar geactiveerd blijven. Na maximaal 5 jaar moeten de kosten hebben geleid tot een operationele grondexploitatie dan wel worden afgeboekt ten laste van de exploitatie. Zodra de grondexploitatie operationeel wordt verklaard, zal deze worden verantwoord onder de post Onderhanden Werk (incl. bouwgronden in exploitatie). De immateriële vaste activa zijn gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs- of vervaardigingsprijs.

Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief kunnen worden geactiveerd indien:

  1. het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen;
  2. de technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien vaststaat;
  3. het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut zal genereren en;
  4. de uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld.

Financiële bijdragen aan kapitaalgoederen in eigendom van derden worden niet geactiveerd, maar komen in het jaar van aanschaf ten laste van het budget van het betrokken programma en product.

Materiële vaste activa

Het BBV maakt onderscheid tussen materiële vaste activa met een maatschappelijk nut, materiële vaste activa
met een economisch nut en materiële vaste activa met een economisch nut waarvoor ter bestrijding van de
kosten een heffing kan worden geheven.

Materiële vaste activa met een maatschappelijk nut
De ontvangen investeringsbijdragen van derden en reserves worden in één keer in mindering gebracht op de
activering. Daarnaast kunnen materiële vaste activa met maatschappelijk nut ook versneld afgeschreven
worden tot een boekwaarde nul. De verordening Financieel Beheer en Beleid maakt een indeling naar vier
categorieën van materiële vaste activa met een maatschappelijk nut, waarbij de volgende maximale
afschrijvingstermijnen worden gehanteerd:

  1. 25 jaar voor civiele kunstwerken (zoals tunnels, bruggen en viaducten);
  2. 20 jaar voor de eerste aanleg van wegen, fietspaden, voetpaden, rotondes, rails;
  3. 15 jaar voor technische installaties (waaronder verkeersregelinstallaties) en openbare verlichting;
  4. 10 jaar voor reconstructies en inrichting van de openbare ruimte (activering vindt pas plaats vanaf

een bedrag van € 150.000);

Materiële vaste activa met een economisch nut (uit heffing)
Vaste activa met economisch nut zijn activa die bijdragen in de mogelijkheid om middelen te genereren
en/of die verhandelbaar zijn. De ontvangen investeringsbijdragen van derden zijn in één keer in mindering
gebracht op de activering. De materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen verkrijgings- of
vervaardigingsprijs verminderd met de lineaire afschrijvingen. De eerste afschrijving vindt plaats in het jaar
volgend op de ingebruikname van de investering, met uitzondering van ambulances. Hiervoor vindt
afschrijving plaats in de maand volgend op ingebruikname.

Conform de Richtlijnen (Notities) van de commissie BBV en de gemeentelijke richtlijnen worden de
vervaardigingskosten (waaronder de implementatiekosten) van nieuwe geautomatiseerde systemen
geactiveerd onder materiële vaste activa met economisch nut.

Voor investeringen met een economisch nut hanteert de gemeente de volgende standaard
afschrijvingstermijnen, die in beginsel zijn gebaseerd op de verwachte toekomstige gebruiksduur:

  1. 40 jaar voor nieuwbouw gebouwen (permanent), rioleringen; Een uitzondering hierop vormt het stadhuis-/ bibliotheekcomplex waarvoor met raadsbesluit 172/1997 (RIS 20092) een gebruiksduur van 50 jaar is vastgesteld, als gevolg van deze bepaling worden de aanpassingen in de Raadszaal uit 2016 met ingang van 2017 in 29 jaar afgeschreven (tot aan het eind van de 50-jarige gebruiksduur van het stadhuis)
  2. 25 jaar voor sportterreinen, renovatie gebouwen, restauratie monumenten, aankoop gebouwen;
  3. 20 jaar voor parkeerterreinen; betonnen bakken voor ORAC’s;
  4. 15 jaar voor technische installaties in gebouwen (elektrische voorzieningen, verwarming, liften, machines);
  5. 10 jaar voor (brandveiligheid)voorzieningen aan gebouwen, energiebesparende maatregelen in gebouwen, kunstopdrachten, telefooninstallaties, kantoormeubilair (nieuwe inrichting), aanleg terreinwerken (semi-permanent of tijdelijk), nieuwbouw gebouwen (semi-permanent, tijdelijk of verplaatsbaar), groot onderhoud aan gebouwen (mits levensduurverlengend); stalen bakken voor ORAC’s.
  6. 5 jaar voor zware transportmiddelen/aanhangwagens en schuiten, personenauto’s/lichte motorvoertuigen/motoren, automatiseringssystemen plus omvangrijke applicaties, duurzame productiemiddelen;
  7. 3 jaar voor software;

Materiële vaste activa met een aanschafwaarde die lager is dan € 50.000 per stuk worden niet als materiële
vaste activa verantwoord, maar rechtstreeks ten laste van de exploitatierekening gebracht. Tot en met 2009
was de activeringsgrens € 10.000 per stuk.
Op activa in ontwikkeling en gronden wordt niet afgeschreven. Uitzondering hierop is de grond van het
stadsdeelkantoor Galeria (waarop 2,5 % per jaar wordt afgeschreven in overeenstemming met raadsbesluit
9/1994 (RIS 14576)), gronden van woonwagenstandplaatsen en volkstuinen.
Het tijdelijk onderkomen aan het Zuiderstrandtheater wordt afgeschreven in 4 jaar conform RV 91 2013.
De vernieuwing in de realisatie van het gebouwendeel van de Haagse Markt wordt een afschrijvingstermijn
van 30 jaar gehanteerd (RV 93 2013).

Voor de waardering van het gemeentelijk vastgoed is de concernrichtlijn ‘Waardering vastgoed’ van
toepassing. Als de boekwaarde van een vastgoedobject, dat onder de labels commercieel vastgoed, bijzonder
vastgoed en ontwikkelingsvastgoed valt, duurzaam onder de marktwaarde ligt, wordt het vastgoedobject
afgewaardeerd naar de lagere marktwaarde. Een afwaardering wordt verwerkt als het verschil tussen
marktwaarde en boekwaarde 10 procent van de boekwaarde betreft en groter is dan € 100.000. Als het
verschil kleiner is, wordt de afwaardering niet doorgevoerd, tenzij er een voornemen tot verkoop bestaat. In
dat geval geldt altijd de lagere marktwaarde zonder toepassing van de norm voor afwijking van 10% en
€100.000.

Bij een duurzame waardevermindering als gevolg van verandering van de bestemming van het actief, zijn de desbetreffende materiële vaste activa tegen de lagere waarde gewaardeerd.

Een actief dat buiten gebruik wordt gesteld wordt afgewaardeerd op het moment van buiten-gebruikstelling,
indien de restwaarde lager is dan de boekwaarde.

Erfpacht

  1. In erfpacht uitgegeven gronden volgens voorwaarden 1911 en 1923 zijn gewaardeerd tegen vervaardigingsprijs.
  2. In erfpacht uitgegeven gronden volgens voorwaarden 1977 zijn gewaardeerd tegen marktwaarde op het moment van uitgifte in plaats van tegen de voorgeschreven waardering tegen vervaardigingsprijs.
  3. In erfpacht uitgegeven gronden volgens voorwaarden 1986 tegen canonbetaling zijn gewaardeerd tegen marktwaarde op moment van uitgifte
  4. In erfpacht uitgegeven gronden volgens voorwaarden 1986 die zijn afgekocht komen niet voor activering in aanmerking.
  5. Heruitgiften tegen canonbetaling blijven geregistreerd tegen de waardering van het oorspronkelijk recht.
  6. De vooruit ontvangen canons zijn berekend tegen contante waarde. Bij de berekening van de afkoop van de canonverplichting is de afkoopsom contant gemaakt tegen een op dat moment geldend rentepercentage. De jaarlijks toe te voegen rente wordt ten laste van het resultaat gebracht; de in het verslagjaar vervallen canon termijnen zijn ten gunste van het resultaat gebracht.

Riolering
De gemeente heeft haar beleid tot en met 2020 vastgelegd in het gemeentelijk Rioleringsplan (GRP)
2016 – 2020 (RIS 289287). Uitgangspunt is een kostendekkende exploitatie. Over de gehele GRP-periode zijn de begrote
bestedingen aan beheer, investeringen en groot onderhoud gelijk aan de in rekening te brengen rioolrechten.

Uitbreidingsinvesteringen in het rioleringsstelsel worden in beginsel ten laste van de grondexploitatie
gebracht. De bestedingen voor groot onderhoud en voor vervangingsinvesteringen (waaronder
pompinstallaties en gemalen) worden verantwoord onder de materiële vaste activa met economisch nut. Er
wordt niet afgeschreven op deze rioleringsinvesteringen. De ontvangen rioolrechten worden via de
Egalisatievoorziening Riolering en na aftrek van de exploitatielasten (voor beheer, klein onderhoud en
eventuele rentelasten) als bijdragen van derden in mindering gebracht op de geactiveerde
vervangingsinvesteringen opdat uiteindelijk de boekwaarde nihil wordt en geen afschrijvingen noodzakelijk
zijn. Alleen indien de investeringen in enig jaar de baten overtreffen en de egalisatievoorziening niet
toereikend is wordt het meerdere geactiveerd en verantwoord onder de materiële vaste activa met
economisch nut.

Activa in ontwikkeling (algemeen)
Vaste activa in ontwikkeling zijn gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs, onder aftrek van
vooruit ontvangen bedragen van derden zoals subsidies en een voorziening voor niet te innen subsidies op
uitgevoerde projecten die niet voldoen aan de declaratie-eisen.

Financiële vaste activa

Deelnemingen zijn tegen verkrijgingsprijs gewaardeerd. Ingeval van duurzame waardevermindering worden
deelnemingen gewaardeerd tegen lagere marktwaarde. Als de deelneming wordt afgestoten wordt de actuele
waarde in de toelichting vermeld.

De verstrekte langlopende leningen aan derden, aan deelnemingen en overige uitzettingen zijn gewaardeerd
tegen nominale waarde, zo nodig onder aftrek van een voorziening wegens oninbaarheid van de lening.

De langlopende beleggingen zijn gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs, zonodig onder aftrek van een
voorziening wegens risico’s in de belegging. In de toelichting op de balans is de actuele waarde van deze
beleggingen vermeld.

Derivaten
De derivaten zijn gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs. De derivaten zijn verantwoord als niet uit de balans
blijkende verplichting, waar ook de nominale waarde van deze derivaten is vermeld.

Vlottende activa

Voorraden
De voorraden zijn gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs, vervaardigingsprijs of standaard verrekenprijs, zo
nodig onder aftrek van een voorziening voor incourantheid van de voorraden. Een klein aantal artikelen,
zoals representatieartikelen en quasi-goederen (zoals waardekaarten parkeergarage) zijn gewaardeerd tegen
verkoopprijs. Eventuele waarderingsverschillen tussen standaard verrekenprijs en betaalde inkoopprijs worden
als bedrijfsresultaat verantwoord. In geval van duurzame waardevermindering worden voorraden
gewaardeerd tegen lagere marktwaarde.

Grond- en hulpstoffen
De grond- en hulpstoffen zijn gewaardeerd tegen standaard verrekenprijzen, gebaseerd op de betaalde
inkoopprijs. Waarderingsverschillen tussen standaard verrekenprijs en betaalde inkoopprijs worden als
bedrijfsresultaat verantwoord.

Gereed product
Het gereed product, halffabricaat en orders in bewerking worden gewaardeerd tegen de fabricagekostprijs of
indien lager de verwachte marktwaarde. De fabricagekostprijs bestaat uit de kosten van grond- en hulpstoffen
en uitbesteed werk, met daarop een opslag voor indirecte kosten. Bij de waardering wordt rekening
gehouden met het stadium waarin het productieproces zich bevindt.

Onderhanden werk bij grondexploitaties
De investeringen in onderhanden werken grondexploitaties zijn gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs. De investeringen bestaan uit verwervings- en apparaatskosten en kosten voor het bouwen
woonrijp maken. Eventuele bijdragen van derden en baten voor gronduitgiften zijn in mindering gebracht
op de investeringen. Bij plannen die gefinancierd zijn met een lening wordt jaarlijks rente geactiveerd.

Positieve uitkomsten bij het afsluiten van grondexploitaties worden niet rechtstreeks gedoteerd aan de
reserve grondbedrijf. Deze worden opgenomen in het resultaat vóór resultaatbestemming en na
resultaatsbestemming toegevoegd aan de reserve grondbedrijf. Tussentijds wordt geen winst genomen bij
grondexploitaties vanwege het ontbreken van de vereiste zekerheid.

Het geprognosticeerde ‘plansaldo’ is het verwachte resultaat op een plan. Ter dekking van verwachte
negatieve saldi op operationele plannen is de voorziening negatieve plannen gevormd. Deze voorziening
wordt verantwoord als correctiepost op het saldo van het onderhanden werk.

Vorderingen
De vorderingen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde, onder aftrek van een voorziening voor
oninbaarheid. Ook de vorderingen voor meerjarige subsidies zijn nominaal gewaardeerd.

Bijstortverplichting Collateral Derivaten contracten
De bijstortverplichting Collateral Derivaten worden onder de balanspost “Overige uitzettingen” opgenomen
voor het verschil tussen de nominale waarde en de marktwaarde van de afgesloten derivaten contracten per
31 december 2015. De storting heeft het karakter van een waarborgsom waarvan de hoogte maandelijks
fluctueert.

Overlopende activa
Deze zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.

Liquide middelen
Liquide middelen worden gewaardeerd tegen nominale waarde.

Eigen vermogen

Het eigen vermogen is het verschil tussen de activa en het vreemd vermogen. Binnen het eigen vermogen
wordt onderscheid gemaakt in de algemene reserve, de overige bestemmingsreserves en het onverdeeld
resultaat.
De algemene reserve is onder te verdelen in de algemene reserve (in enge zin), de centrale
bedrijfsvoeringsreserve, de programmareserves en de dienstcompensatiereserves.
De overige bestemmingsreserves (welke worden ingesteld door een raadsbesluit) worden onderverdeeld in de
volgende categorieën:

a) Reserve grondbedrijf
Dient om winsten of autonome verliezen te verrekenen als gevolg van resultaten en (tussentijdse) financiële bijstellingen van grondexploitaties.
b) (Tarief-)egalisatiereserves
Reserves die dienen om ongewenste schommelingen op te vangen bij de tarieven die aan derden en intern in rekening worden gebracht
c) Activareserve
Centrale reserve voor de dekking van kapitaallasten
d) Projectreserves
Reserves die dienen ter dekking van een specifiek doel of project
e) Overige reserves
Centrale reserves op programma 16 Financiën, die niet onder een van de andere categorieën vallen

Toelichting

  • Met de vaststelling van de geactualiseerde Algemene verordening financieel beheer en beleid (eind 2014) geldt voor de (tarief-)egalisatiereserves dat de saldi niet meer voor resultaatbepaling ten gunste of ten laste van de betreffende reserve mogen worden gebracht.
  • Voor de projectreserves geldt dat een overschrijding van de begrote onttrekking is toegestaan, mits is voldaan aan de door het Platform Rechtmatigheid gestelde eisen.
  • De resterende middelen bij bestemmingsreserves, waarvan de door de raad vastgestelde levensduur per balansdatum is verstreken of waarvan de door de raad vastgestelde doelstelling is gerealiseerd, vallen in alle gevallen vrij ten gunste van het resultaat. (De vrijval hoeft niet begroot te zijn).

Voor nadere informatie over de categorie-indeling, looptijd, doel en maximale hoogte van reserves wordt
verwezen naar de bijlage Overzicht doelen, maximale hoogtes en looptijden reserves.

Voorzieningen

De voorzieningen zijn gevormd voor verplichtingen, verwachte verliezen of risico’s, waarvan de omvang
redelijk is in te schatten op de balansdatum. Verder worden de van derden verkregen middelen die specifiek
besteed moeten worden opgenomen onder de voorzieningen. Uitzondering hierop vormen de van Europese
en Nederlandse overheidslichamen verkregen middelen, welke onder de balanspost overlopende passiva
Europese/Nederlandse overheidslichamen worden verantwoord.

De voorzieningen zijn gewaardeerd tegen de nominale waarde, met uitzondering van de voorziening
negatieve plannen bij de grondexploitatie. Deze is gewaardeerd tegen de contante waarde. De voorziening
negatieve plannen bij grondexploitatieprojecten is gerubriceerd als correctiepost op het onderhanden werk
naar analogie van de voorziening voor dubieuze debiteuren.

Het vormen van een reorganisatievoorziening is verplicht als per balansdatum sprake is van de 2e fase van
een reorganisatie conform het Sociaal Beleidskader (SBK) en uit een overzicht van opgeheven functies in het
plan van aanpak blijkt dat werknemers aangewezen zijn of gaan worden als re-integratiekandidaten.

De voorziening voor aan derden verstrekte langlopende leningen en voor afgegeven garantstellingen wegens
door derden aangetrokken leningen bij bankinstellingen c.a. wordt bepaald op basis van risico-inschatting per
individuele lening. Bij deze risico-inschatting worden onder meer de normen van BASEL 2 gehanteerd.
Indien er 100 % zekerheden zijn gesteld wordt geen voorziening getroffen. Zonodig worden op basis van de
risico-inschatting afwijkende percentages toegepast.
Uitzondering hierop vormen de belegging in het Fonds Uiver (obligatieleningen) en de lening aan de Royal
Bank of Scotland waarvoor op basis van geldende ratings risicoanalyses hebben plaatsgevonden die geleid
hebben tot lagere percentages van respectievelijk 0,0% en 0,28%. Voor de duurzame beleggingen waarbij de
hoofdsom is gegarandeerd is het risico gesteld op 0%.

In de verordening Financieel Beheer en Beleid (RIS 254460) is opgenomen dat bij het verstrekken van
leningen en garanties aan derden de voorziening wordt gevormd uit het betreffende beleidsprogramma. Deze
bepaling geldt voor nieuwe leningen en garanties die vanaf 1 januari 2010 worden verstrekt. Voor de al
bestaande leningen en garanties is de reserve financiering aanspreekpunt.

Langlopende en kortlopende schulden

Schulden worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Een uitzondering hierop betreft een rentedragende langlopende schuld (rentebijschrijving voor het eerst achteraf in 2017) aan de Ontwikkelingscombinatie Wateringseveld (OCWV) in verband met in het jaar 2016 uitgestelde betaling voor de verworven grond (Celeritas) en uit te voeren toekomstige grondruil van de gemeente aan OCWV.