Berekening van het weerstandsvermogen

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het structurele en het incidentele weerstandsvermogen.

Structurele weerstandsvermogen
Het structurele weerstandsvermogen bestaat uit de begrotingspost onvoorzien. De post onvoorzien moet een soepele uitvoering van de begroting vergemakkelijken. Het zorgt zodoende voor een beetje flexibiliteit. De post onvoorzien bedraagt € 0,8 mln. en is in 2016 niet ingezet.

Incidentele weerstandsvermogen
In Den Haag wordt het weerstandsvermogen gevormd door de algemene reserve, de dienstcompensatiereserves, de centrale bedrijfsvoeringsreserve, de programmareserves en de reserve grondbedrijf. Elk beleidsprogramma heeft een programmareserve. De programmareserve is o.a. bedoeld om tussentijdse risico’s en tegenvallers op een beleidsprogramma op te vangen. Indien de risico’s de programmareserve overstijgen, dan worden deze betrokken bij de algemene reserve. De standen van de bovenstaande reserves zijn per einde 2015 voor resultaatsbestemming als volgt:

Stand per 31-12-2015
(voor resultaatsbestemming)

Stand per 31-12-2016
(voor resultaatsbestemming)

1. Algemene reserve

€ 80,5 mln.

€ 75,0 mln.

2. Reserve Grondbedrijf

€ 50,0 mln.

€ 57,1 mln.

3. Programmareserves

€ 5,9 mln.

€ 11,3 mln.

4. Dienstcompensatiereserves

€ 5,0 mln.

€ 4,6 mln.

5. Centrale bedrijfsvoeringsreserve

€ 4,8 mln.

€ 6,0 mln.

Totaal

146,1 mln.

€ 154,0 mln.

Ad 1) De algemene reserve dient voor het afdekken van tekorten in de gemeentelijke jaarrekening. Hiermee wordt voorkomen dat elke financiële tegenvaller dwingt tot onmiddellijk bezuinigen. Niet alle gemeenten lopen dezelfde risico’s. Het is daardoor niet mogelijk een algemene norm te stellen voor een eenduidige relatie tussen de algemene reserve en de risico’s. Iedere gemeente moet op basis van de eigen specifieke situatie een beleidslijn formuleren over het noodzakelijk geachte weerstandsvermogen. Inherent aan risico's is dat de precieze omvang van de mogelijke schade of kosten niet vaststaat. Dat komt natuurlijk vooral omdat het altijd gaat om een onzekere gebeurtenis, met navenant onzekere kosten. De gemeente Den Haag maakt gebruik van een risicocumulatiemodel. Hierbij wordt van elk risico de kans berekend dat het zich voordoet, gesimuleerd wordt dat een combinatie van bepaalde risico’s zich voordoet. Met dit model maken we een zo goed mogelijke berekening van de noodzakelijke hoogte voor het weerstandsvermogen. Twee keer per jaar wordt het risicocumulatiemodel geactualiseerd, namelijk in de Voorjaarsnota en de Programmabegroting.

Ad 2) De reserve Grondbedrijf is de financiële buffer voor het Grondbedrijf. De reserve is nodig om te verhinderen dat tekorten van het grondbedrijf de totale gemeentelijke financiële huishouding verstoren. Opbrengsten uit grondexploitaties worden aan deze reserve toegevoegd, verliezen uit grondexploitaties worden hiermee verrekend. De stand van de reserve Grondbedrijf per 31/12/2016 is € 57,1 mln. Zie de paragraaf Grondbedrijf voor een gedetailleerde onderbouwing van de actuele hoogte van de reserve Grondbedrijf.

Ad 3) De programmareserve is bedoeld om tussentijdse risico’s en tegenvallers op te vangen. Jaarlijks wordt bij de begrotingsvoorbereiding bezien welk deel van deze programmareserves ingezet kunnen worden voor nieuw beleid en welk deel noodzakelijk is om doorlopende harde verplichtingen af te dekken.

Ad 4 en 5) De gemeentelijke diensten hebben een eigen dienstcompensatiereserve voor het opvangen van bedrijfsvoeringsrisico’s. Daarnaast bestaat de centrale bedrijfsvoeringsreserve. Deze reserve is bedoeld voor het kunnen doen van kleinere gemeentebrede verbetervoorstellen, innovaties in de bedrijfsvoering en de frictiekosten als gevolg van de bundeling. In 2017 wordt een voorstel aan de raad gedaan voor het opheffen van de dienstcompensatiereserves door deze samen te voegen met de centrale bedrijfsvoeringsreserve. Daarbij wordt tevens de maximale hoogte opnieuw bepaald.

Het coalitieakkoord ‘Haagse Kracht’ bevat een bezuinigingsopgave op de gemeentelijke apparaatskosten die oploopt tot structureel € 21,3 mln. in 2018. In mei 2015 is daar een bedrag van € 1,973 mln. aan toegevoegd doordat de gemeente garantiebanen accommodeert. De opgave van de bezuiniging op het gemeentelijke apparaat bedraagt hiermee in totaal € 23,273 mln. structureel in 2018 en verder. De besparing op de bedrijfsvoering bedraagt hiervan € 9 mln. Om de besparing in de bedrijfsvoering te realiseren, wordt de bedrijfsvoering gebundeld en vernieuwd. Besparingen gaan in principe gepaard met reorganisaties, flankerende maatregelen en investeringen. Deze kosten, die gemoeid zijn met een besparing, heten frictiekosten.

Bij de besparing in de bedrijfsvoering gaat het om onder andere kosten voor boventalligheid als gevolg van de reorganisatie, kosten voor opleidingen en kosten om het programma te kunnen uitvoeren. In beginsel moeten deze frictiekosten binnen het overzicht overhead en de centrale bedrijfsvoeringsreserve gevonden worden.